Laat het kind staan met de ellebogen tegen het zijkant van het lichaam geklemd en de onderarmen in een hoek van 90 graden naar voren. De handen in een ‘grijper’ stand. Vertel het kind dat het een robot in een fabriek is, die schroeven aandraait. Doe het evt. voor. Laat het kind met 2 armen tegelijk schroeven draaien. Gaat het goed, maar nog niet vlot, vraag het kind dan of de robot ook sneller kan draaien.
Aandachtspunt
Maakt het kind:
een vlotte gecoördineerde draaibeweging die symmetrisch (tegelijk) met beide handen lukt?
Draait het kind echt alsof het schroeven aandraait of is het een ongecoördineerde beweging (bijv. lijkt meer op zwaaien, lukt niet symmetrisch met 2 armen tegelijk).
Noteer:
gelukt - uitgevoerd, maar niet gelukt - niet uitgevoerd.
Wat zeg je tegen het kind?
‘Ga staan met je ellebogen tegen je aan geklemd en je onderarmen naar voren. Kun je, net als een robot die schroeven aandraait, met 2 handen snelle draaibewegingen maken?’ Doe de beweging voor met 2 handen/armen. Als het lukt. ‘Kun je het (nog) sneller?’
Criterium
Met 2 ellebogen tegen het lichaam geklemd, lukt tegelijk een vlotte draaibeweging uit de onderarmen: handpalm en handrug beurtelings naar boven gericht (vlotte pronatie & supinatie van de onderarm).